Monday, April 9, 2007

Ergens, in het Hart van Yucatán, Mexico, deel 2




Vanaf de grot is het ongeveer een half uur rijden naar het plaatsje Cuzama. Onderweg zie ik traditionele Maya nederzettingen in het dorre landschap van Yucatán. Simpele woningen, meestal ovaal van vorm, met een houten constructie en muren van lange slanke takken. De daken bestaan uit gedroogd riet. Yucatán is bedekt met tropische wouden, maar op dit moment, eind maart, is de bovenlaag gortdroog. Het maakt het landschap een beetje eentonig en doods. Onder deze laag echter, stroomt een ondergronds netwerk van rivieren. Dit is ontstaan omdat de regen door de poreuze kalksteen sijpelt. Veel van de bomen in de omgeving hebben lange stevige wortels die naar deze rivieren toegegroeid zijn. Op plaatsen waar de kalksteenlaag ingestort is, zijn dolines ontstaan, cenote in het Spaans en dzonot in het Maya. Dit zijn diepe groenkleurige poelen of ondiepe turkooise meertjes. De staat Yucatán alleen telt er al tweeduizend. Sommige zijn erg toeristisch, zoals de cenote Dzitnup bij Valladolid. Anderen zoals degenen waar ik nu naartoe ga, zijn voor de meesten onbekend.

In Cuzama ga ik opzoek naar Haciënda Chunkanàn, het staat nergens aangegeven en ik heb geen kaart, dus ik vraag het aan een groep mannen langs de weg. Een man met een fiets stelt zich voor als Mario Castro Tutzin. Hij blijkt de persoon te zijn die ik zocht. Om een tocht te maken naar drie afgelegen cenotes in het binnenland moet je naar de haciënda toe en Mario fungeert als gids. Enthousiast roept hij: ‘Volg mij!’ en zo gebeurd het dat ik in een langzaam tempo, over een B weg rijd in mijn gehuurde Chevy. Mario fietst voor mij uit terwijl hij met grote armbewegingen de richting aangeeft. Het halve dorp loopt uit om te kijken wat er aan de hand is. Mario, rood aangelopen en wild trappend, die achtervolgd wordt door een blanke vrouw in een auto. Als dat maar goed gaat! De cenotes zijn door het gebrek aan een weg maar op één manier te bereiken: met de “truck”. Als ik de auto ga parkeren zie ik Mario met een paard lopen dat hij voor een soort mijnwerkerskarretje van hout spant. Met paard en wagen zullen we over een gammel spoor een paar uur door de droge vegetatie trekken. Ik mag achterop de kar, op een kussen gaan zitten, terwijl Mario voorop de leidsels ter hand neemt.

Het is een ontspannen rit, ik hoor de hoeven van het paard tegen de stenen ondergrond, de vogels fluiten en de lucht is blauw. Om mij heen zie ik enkel bomen en taaie struiken. Al snel worden de tekenen van een orkaan zichtbaar die over het land is getrokken. Grote stukken van het woud zijn omver gewaaid en liggen bijna horizontaal tegen de grond. Na een paar kilometer bereiken we de eerste cenote, Celentun. Middels een steile, betonnen trap bereik ik de bodem, twintig meter lager. Van bovenaf valt door diverse gaten licht naar binnen. Het water is kristalhelder en laat diverse kleurschakeringen zien, van licht naar donker. Er hangen stalactieten aan het plafond en het zonlicht laat het water op de stenen wanden spiegelen. Volmaakte rust en eenvoud. En elke paar minuten is Mario er ook, boven aan de trap, om te kijken of ik nog leef. Met een zucht sta ik op en begin de klim naar boven.
Mario snelt voor mij uit en samen trekken we verder, na een paar honderd meter komen we een andere truck tegen. We stoppen en onze tegenliggers tillen de kar van het spoor zodat wij kunnen passeren. Drie toeristen praten nogal hard met elkaar en roepen naar mij: ‘The other two are even more beautiful and more adventurous too, you’ll see!’ Een paar kilometer verder stoppen we weer. We lopen een meter of vijftien over een pad naar een gat in de grond. Hieronder blijkt de cenote Chaksiikche liggen. Via een ladder klim ik door het donkere gat naar beneden. Hoewel deze cenote “slechts” op twaalf meter diepte ligt, lijkt het dieper vanwege de lange ladder. Uit veiligheidsoverwegingen staat Mario erop om voor mij de ladder af te dalen. In het midden valt een grote baan zonlicht naar beneden toe en verder is het vrij donker. Een streng van wortels van meer dan twaalf meter lang heeft zijn weg door het kalksteen gevonden. Het pak wortels heeft een omvang van meer dan een meter breed. Mario springt in het water met de mededeling dat ik nu getuige zal zijn van zijn indrukwekkende Tarzan pose en dat foto’s maken absoluut geen probleem vormt. Ik krijg de indruk dat het laatste meer een dringend verzoek is. Ik hoor een hoop gezucht en gesteun en na een paar minuten slingert Mario, in zijn rode zwembroek, een paar meter boven het water in de rondte. Geamuseerd maak ik een paar foto’s van hem en wacht geduldig tot de universele Tarzan brul volgt terwijl hij zich met een sierlijke boog in het water laat vallen. Als hij op de kant klimt, is het mijn beurt, hij zegt dat hij ook wel een paar foto’s maakt, terwijl ik een Jane imitatie doe. Lachend vertel ik hoe ik het er op school vanaf bracht met touwklimmen en dat ik geen ambitie heb in die richting. Hoewel dit hem een beetje teleurstelt, besluit hij toch de camera ter hand te nemen. Ik dobber al een tijdje rond tussen de kleine visjes in de cenote als de rust bruut verstoord wordt. Bovenaan de ladder hangt een dame die als een bezetene foto’s begint te maken en roept dat ik er prachtig uit zal zien in haar brochure. Ze begeleidt een vijftal Amerikanen en wil veel tours gaan organiseren in de omgeving. Ik had verwacht dat Mario direct weer in de wortels zou klimmen, maar hij kijkt me aan met een blik die zegt: ‘Rennen!’. We maken dat we wegkomen en klimmen snel naar boven om daar de Amerikanen aan te treffen die zich af vragen of de ladder wel veilig genoeg is. Naar hun mening kan er beter een stuk rots worden weggebroken om een trap aan te leggen.

Terug op de truck verteld Mario enerzijds blij te zijn met deze ontwikkelingen, maar anderzijds maakt hij zich zorgen over de cenotes en de omgeving. Hij kan zich niet voorstellen dat hier straks elke dag tientallen toeristen zullen komen en dat er een terras met hamburger tent midden in zijn woud zal staan. Gelukkig zal dat nog een hele tijd duren. De laatste cenote, Bolonchi ‘Ojool, moet ook weer via een gat in de grond en een ladder betreden worden. Deze ladder is bovenin nogal flexibel en wankel en na een paar treden zit ik klem. Het gat is zo smal dat mijn rugzak en ik samen te breed zijn. Ik pers me er doorheen en roep naar Mario dat hij zich bij deze cenote in ieder geval geen zorgen hoeft te maken over Amerikanen. De meesten zullen er niet in kunnen. Beneden is duidelijk te zien dat het plafond is ingestort, er ligt veel puin op de bodem. Er hangt een donkere, mysterieuze sfeer, maar ik wil niet te lang beneden blijven. De gedachte dat één van onze Amerikaanse achtervolgers misschien klem komt te zitten in het gat dat onze enige uitweg vormt trekt ons beiden niet zo aan.

No comments: